Bescherming

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De gebieden die hieronder vallen, vormen samen het Natura 2000-netwerk. Onder Natura 2000 worden de gebieden verstaan die op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn aangewezen.

De gebieden zijn van grote betekenis voor de bescherming van de Europese biodiversiteit en dienen gezamenlijk met alle andere aangewezen gebieden in Europa een ecologisch netwerk te vormen.

 De te beschermen waarden (habitattypen, soorten) zijn opgenomen in de instandhoudingdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Naar verwachting worden in de loop van 2010 alle Natura 2000-gebieden in Nederland (opnieuw) aangewezen en worden voor deze gebieden de instandhoudingdoelstellingen definitief geformuleerd. Op de website van het ministerie van LNV zijn de ontwerpbesluiten en gebiedendocumenten gepubliceerd.

 

Een aantal Natura 2000-gebieden zijn van grote betekenis voor de instandhouding van (verschillende) vleermuissoorten. Het is helaas niet altijd zo dat een gebied belangrijke voor een soort ook altijd een aanwijzing heeft gekregen (veel gebieden zijn in 2010 geschrapt).

Naam gebied Belangrijk voor Doelsoort
Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop ingekorven vleermuis ja
Alde Feanen meervleermuis ja
Bemelerberg & Schiepersberg meervleermuis, vale vleermuis, ingekorven vleermuis ja
Biesbosch meervleermuis ja
Botshol meervleermuis ja
Deelen meervleermuis nee
Gelderse poort meervleermuis nee
Geuldal meervleermuis, vale vleermuis, ingekorven vleermuis ja
Groote Wielen meervleermuis ja
IJsselmeer meervleermuis ja(gedeeltelijk)
Ilperveld, Varkensland, oostzanerveld & twiske meervleermuis ja
Kennemerland zuid meervleermuis ja
Ketelmeer en Vossemeer meervleermuis nee
Lauwersmeer meervleermuis nee
Markermeer en IJmeer meervleermuis ja
Meijendel & Berkheide meervleermuis ja
Naardermeer meervleermuis nee
Nieuwkoopse Plassen & De Haeck meervleermuis ja
Oostelijke Vechtplassen meervleermuis ja
Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving meervleermuis ja
Polder Westzaan meervleermuis ja
Polder Zeevang meervleermuis nee
Rottige Meenthe & Brandemeer meervleermuis ja
Savelsbos meervleermuis, vale vleermuis, ingekorven vleermuis ja
Sint Pietersberg & Jekerdal meervleermuis, vale vleermuis, ingekorven vleermuis ja
Sneekermeergebied meervleermuis nee
Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht meervleermuis nee
uiterwaarde Ijssel (Rijntakken) meervleermuis ja
Vecht- en Beneden-Reggegebied meervleermuis nee
Veluwe meervleermuis ja
Veluwerandmeren meervleermuis nee
Weerribben meervleermuis ja
Witte en zwarte brekken meervleermuis nee
Waddenzee meervleermuis nee
Wieden meervleermuis ja
Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder meervleermuis ja
Zwarte meer meervleermuis nee


natura2000 vs verblijven2008 

Kaart met ligging van de Natura2000 gebieden (anno 2009) en de verblijfplaatsen van de meervleermuis 

Om de instandhoudingsdoelstellingen te waarborgen geldt er een vergunningplicht voor alle plannen en projecten die mogelijkerwijs (significante) negatieve gevolgen hebben voor de habitats en/of soorten van het Natura 2000-gebied. Een vergunning voor een project kan alleen worden verleend, indien vooraf zeker is dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast, dat wil zeggen dat de instandhoudingdoelstellingen niet significant in gevaar worden gebracht. Hiervan mag alleen worden afgeweken wanneer alternatieve oplossingen voor het project ontbreken èn wanneer sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Bovendien moet voorafgaande aan de toestemming zeker zijn dat alle schade gecompenseerd wordt (de zogenaamde ADC-toets: Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compenserende maatregelen).

  

Wat zijn ‘Natuurlijke kenmerken’?

Het begrip ‘natuurlijke kenmerken’ moet worden gerelateerd aan de instandhoudingdoelstellingen voor het gebied: ze hebben te maken met de ecologische functies. De natuurlijke kenmerken worden geacht een gebied te karakteriseren dat gaaf en in ecologisch opzicht ‘volledig’ is. In een dynamisch perspectief impliceert dit ook dat het betrokken ecosysteem ‘resistent’ is (dat wil zeggen dat het zich na een verstoring kan herstellen) en het vermogen bezit zich te ontwikkelen in een voor de instandhouding ervan gunstige zin.

 

Bescherming van leefgebied van vleermuizen

  • Winterverblijven
  • Zomerverblijven
  • Verbindingsroutes
  • Voedselgebieden

  Meer lezen?

Meer over de gebieden beangrijk voor de meervleermuis en Natura2000 is te vinden in het onderstaande document

Attachments:
Download this file (2012b_Haarsma_De meervleermuis en Natura2000 in Nederland, locaties van alle mannen en kraamverblijven.pdf)Meervleermuis N2000[ ]669 kB

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt 3 wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Alle in Nederland voorkomende inheemse vleermuissoorten zijn aangemerkt als beschermde diersoorten. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren (en planten) niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden (algemene verbodsbepalingen).

Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 1.11). Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. In het geval van vleermuizen gaat het hier niet alleen om verblijfplaatsen, maar ook vliegroutes en jachtgebieden. De Wet natuurbescherming heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen, beheeractiviteiten e.d.
De Wet natuurbescherming beschermt de volgende vleermuissoorten (op alfabetische volgorde):

  1.   Baardvleermuis (Myotis mystacinus)
  2.   Bechstein’s vleermuis (Myotis bechsteinii)
  3.   Bosvleermuis (Nyctalus leisleri)
  4.   Brandt’s vleermuis (Myotis brandtii)
  5.   Franjestaart (Myotis nattereri)
  6.   Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)
  7.   Gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus)
  8.   Grijze grootoorvleermuis (Plecotus austriacus)
  9.   Grote hoefijzerneus (Rhinolophus ferrumequinum)
  10.   Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus)
  11.   Kleine dwergvleermuis (Pipistrellus pygmaeus)
  12.   Kleine hoefijzerneus (Rhinolophus hipposideros)
  13.   Laatvlieger (Eptesicus serotinus)
  14.   Meervleermuis (Myotis dasycneme)
  15.   Mopsvleermuis (Barbastella barbastellus)
  16.   Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii)
  17.   Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)
  18.   Tweekleurige vleermuis (Vespertilio murinus)
  19.   Vale vleermuis (Myotis myotis)
  20.   Watervleermuis (Myotis daubentonii) 

Invulling per provincie

De Wet natuurbescherming maakt invulling van de wet door provincies mogelijk, hiertoe kunnen provincies een eigen invulling geven aan de bescherming van soorten. Wat betreft vleermuizen hanteren alle provincies gelijke richtlijnen, met kleine nuance verschillen. De Rijksoverheid is alleen nog verantwoordelijk voor de landelijke ontheffingsaanvragen en de landelijke gedragscodes.

Mogelijkheid voor vrijstellingen en ontheffingen

Bij ruimtelijke plannen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen of om de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. In sommige situaties is het mogelijk bij het bevoegd gezag (de provincies) een ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. 

  • Een vrijstelling is een uitzondering op een verbod. Deze geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet. Voor alle vleermuissoorten bestaan geen vrijstellingen voor ruimtelijke ontwikkelinge en inrichting.
  • Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt

 

Een ontheffing voor vleermuizen kan alleen worden verleend wanneer:

  • Er geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • Er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • Er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

  Vleermuizen kunnen slachtoffer worden van een windturbine, voor de plaatsing is dan ook een vergunning van de wetnatuurbescherming nodig

Vleermuizen kunnen slachtoffer worden van een windturbine, voor de plaatsing is dan ook een vergunning van de wetnatuurbescherming nodig (peter twisk)

Plicht om vooraf te toetsen

Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk. Deze moet tijdens de uitwerking van zijn plannen of tijdens het plannen van werkzaamheden het volgende in kaart brengen:

  • Welke beschermde dier- en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor?
  • Heeft het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden gevolgen voor deze soorten?
  • Zijn deze gevolgen strijdig met de algemene verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming?
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig aangepast worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden, of zodanig uitgevoerd worden dat de invloed op beschermde soorten verminderd of opgeheven wordt?
  • Is, om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten, vrijstelling mogelijk of ontheffing (Wet natuurbescherming) van de verbodsbepalingen vereist?
  • Welke voorwaarden zijn verbonden aan vrijstellingen of ontheffingen en welke consequenties heeft dit voor de uitvoering van het plan?

  

Algemene zorgplicht

Ten opzichte van eerdere wetgeving voor soortbescherming is nieuw, dat alle dieren en planten door de Wet natuurbescherming beschermd worden, omdat hun bestaan op zichzelf waardevol is, zonder te kijken welk nut de dieren en planten voor de mens kunnen hebben. Dit wordt de intrinsieke waarde genoemd. Vanuit deze intrinsieke waarde is ook de algemene zorgplichtbepaling opgenomen. Hierin staat dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Ook mag men het welzijn van dieren niet onnodig aantasten en dieren onnodig laten lijden. De algemene zorgplicht geldt voor alle in het wild levende dier- en plantensoorten, ook voor de soorten die niet als beschermde soort aangewezen zijn onder de Wet natuurbescherming.
Het is een aanvulling op de algemene verbodsbepalingen, die uitsluitend betrekking hebben op beschermde soorten. Het artikel biedt de mogelijkheid om op te treden tegen ongewenste handelingen jegens beschermde dieren en planten, welke niet nadrukkelijk in één van de verbodsbepalingen zijn genoemd. Er bestaat geen wettelijke sanctie op overtreding.

 

 

Meer informatie?

Er bestaat (nog) geen informatie folder over omgang met vleermuizen. Sommige provincies hebben informatie samengevat in een document, hieronder vindt u als voorbeeld de handreiking van provincie Overijssel. Verouderde informatie over de voormalige flora-en faunawet kunt u nalezen in de brochure “Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten!” van het ministerie van LNV.