Inleiding
Bij vleermuizen zijn de armen en benen helemaal aangepast om te kunnen vliegen. Daardoor kunnen vleermuizen niet zelf een nest maken, een gat in een boom hakken of een hol graven. Vleermuizen zijn daardoor voor hun verblijfplaatsen helemaal aangewezen op al bestaande omstandigheden. Dit weerhoudt vleermuizen er niet van een breed scala aan verblijfplaatsen te gebruiken. Vaak gebruiken ze voor iedere mogelijke weersomstandigheid en voor elk seizoen een aparte plek.
Zo moet onderscheid gemaakt worden tussen de zomer- en de winterverblijfplaats: vleermuizen verhuizen in de lente van hun winterverblijf, waar ze hun winterslaap gehouden hebben, naar hun zomerverblijf. De afstand tussen zomer- en winterverblijven kan groot zijn, soms wel honderden kilometers. De meervleermuizen die in de zomer in Zuid-Holland leven, worden in de winter aangetroffen in de groeven van Zuid-Limburg en zelfs in Noord-Frankrijk. Andere soorten trekken slechts enkele tientallen kilometers tussen zomer- en winterverblijf. Uiteindelijk keren de vleermuizen ieder jaar terug naar hun vaste serie verblijfplaatsen, die dus vele tientallen jaren achter elkaar in gebruik zijn.
Gebruiksperiode
Vleermuizen zijn in het algemeen erg kieskeurig in de keuze van een verblijfplaats. Dat wil zeggen dat ze de beste verblijfplaats kiezen die voorhanden is. Ze letten onder andere op de ligging van een verblijf ten op zichte van interessante jachtgebieden in de omgeving en op het binnenklimaat van hun verblijf. Heel belangrijk zijn de afmetingen: er moeten namelijk wel genoeg 'bedden' aanwezig zijn voor de hele kolonie.
In menselijke termen kunnen we de verschillende typen vleermuisverblijven het makkelijkste indelen naar functie en naar gebruikperiode. We bespreken om beurten zomer-, tijdelijke, paar- en winterverblijfplaats. Het zomerverblijf lijkt vaak totaal niet op het winterverblijf: zo leeft de watervleermuis in de zomer meestal in bomen, terwijl hij in de winter in bunkers verblijft. Ook hebben verschillende soorten vleermuizen verschillende wensen wat betreft hun verblijfplaatsen.
- Zomer- of kraamverblijfplaats: De vrouwtjes wonen in de zomer in kraamverblijfplaatsen. Hier brengen ze hun jongen groot. Meestal leven ze hierbij in groepen (kolonies).
- Zomer- of mannenverblijfplaats: De mannetjes wonen in de zomer soms solitair, soms in groepen, maar altijd op een andere plaats dan de vrouwtjes van hun soort.
- Tijdelijke of paarverblijfplaats: Vaak kennen vleermuizen ook tussenkwartieren, waar ze slechts kort verblijven tijdens de reis van hun winter- naar zomerkolonie. Zo trekken zowel de mannetjes als de vrouwtjes aan het einde van de zomer naar speciale paarkwartieren, waar ze slechts kort verblijven.
- Winterverblijfplaats: Vleermuizen overwinteren in gebouwen, bunkers, ijskelders, groeven en boomholtes.
Dit filmpje toont een overzicht van het vleermuizenleven.
Bomen
Watervleermuizen, ruige dwergvleermuizen en rosse vleermuizen zijn typisch boombewonende vleermuizen. In de zomer vinden we kolonies van deze soorten vooral in bomen. Ze gebruiken dan vaak verlaten spechtenholen. Watervleermuizen gebruiken voor de winterslaap vooral mergelgroeven, forten, bunkers en ijskelders. Rosse vleermuizen daarentegen gebruiken holle bomen niet alleen in zomer, maar ook als winterslaapplaats.
Bomen zijn belangrijke verblijfplaatsen voor vleermuizen, zowel in de zomer als in de winter. Allerlei holtes kunnen aantrekkelijk zijn voor vleermuizen, zoals verlaten spechtenholen of holen die door rotting bij een afgebroken tak ontstaan zijn.
Om als goed vleermuisverblijf te dienen moet zo'n gat dan wel naar boven uitgerot zijn, zodat de vleermuizen boven de opening kunnen hangen. Maar zelfs losse stukken schors kunnen een geschikte verblijfplaats vormen, net als vogel- of vleermuiskasten. Uit sommige boomholtes loopt vocht. Vaak gaat het hier om boomvocht en zegt dit weinig tot niets over het gebruik van die holte door vleermuizen. Het zien van dieren in de holte danwel in- of uitvliegende dieren, het vinden van keutels op de vegetatie, danwel het vinden van vetresten van de dieren in de holte, zijn wel methodes om het gebruik van boomholtes door vleermuizen vast te stellen.
Gebouwen
Veel soorten vleermuizen zijn gebouwbewoners, zoals laatvliegers, meervleermuizen en gewone dwergvleermuizen. Ze kiezen als onderkomen vaak spouwmuren van woonhuizen. Andere soorten, bijvoorbeeld vale vleermuizen, ingekorven vleermuizen en grijze grootoorvleermuizen, hebben een voorkeur voor grote open ruimten zoals kerkzolders.
In zowel de zomer als de winter zijn vleermuizen in gebouwen te vinden. Voor een kraamkolonie moet de temperatuur van het verblijf hoog zijn; vaak zijn huizen met spouwmuren hiervoor erg geschikt. Vaak verraden alleen enkele vleermuiskeutels op de vensterbank of op de buitenmuur of zacht gekwetter in de spouwmuur hun aanwezigheid. In de winter moet een gebouw juist koel en vorstvrij zijn; vaak vinden de dieren een dergelijke plek onder dakpannen.
Vleermuizen in huis
Veel mensen denken dat vleermuizen alleen in oude gebouwen, schuren en kerken wonen. Niets is minder waar: een rijtjeshuis, schoolgebouw of een flat biedt gemakkelijk onderdak aan vleermuizen. Mens en dier kunnen vaak ongemerkt samenwonen; de dieren vestigen zich namelijk op voor de mens ontoegankelijke plekken, zoals de spouwmuur, onder de dakpannen, achter het dakbeschot of achter vensterluiken, in kieren tussen kozijnen en op vele andere plaatsen. Helaas worden vleermuizen af en toe slachtoffer tijdens werkzaamheden aan een huis, zoals spouwmuur na-isolatie.
Grotten en bunkers
Grotten, bunkers, forten en andere onderaardse ruimten zijn in Nederland vooral belangrijk als winterverblijven, hoewel in andere landen ook zomerkolonies vaak in dergelijke ruimten worden aangetroffen. Winterverblijven moeten aan een aantal belangrijke voorwaarden voldoen om geschikt te zijn voor vleermuizen. De temperatuur moet niet onder het vriespunt komen en niet aan grote schommelingen onderhevig zijn, de luchtvochtigheid moet hoog zijn en de wanden moeten ruw genoeg zijn om de vleermuizen eraan te kunnen laten hangen. Sommige soorten kruipen het liefst weg in spleten, barsten en andere holten in de muren, terwijl andere open en bloot aan de muren hangen. Verstoring door mensen is zeer ongunstig, omdat hierdoor de temperatuur verhoogd wordt en de lucht in beweging komt, wat de vleermuizen uit hun winterslaap kan halen.
In de Nederlandse 'grotachtige' winterverblijven zijn de watervleermuis en de grootoorvleermuis het meest algemeen. Ook de baardvleermuis en de franjestaart zijn regelmatig in dit soort verblijven te vinden. Andere soorten, zoals de meervleermuis, worden minder vaak aangetroffen.