Uiterlijk
De ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus) is een middelgrote soort met een spanwijdte van 22 tot 24,5 cm. en een gewicht tussen 7 en 15 g. Volwassen dieren hebben een karakteristieke rossige rugvacht, terwijl jonge exemplaren meer bruingrijs zijn. De onderkant is gelig grijs. Ze hebben grote, brede oren, waarvan de rand halverwege een scherpe bocht naar binnen maakt. Aan deze knik dankt de soort haar naam; emarginatus oftewel ingekorven. De snuit is roodbruin, de oren en vleugels zijn donker grijsbruin.
Biotoop en jachtgedrag
De ingekorven vleermuis is een nachtdier, dat pas een uur na zonsondergang te voorschijn komt en dan op jacht gaat tot een uur voor zonsopgang. Hij vliegt in vaste vliegroutes naar zijn jachtgebieden. De vliegroutes tussen verblijfplaats en jachtgebied liggen zoveel mogelijk langs lijnvormige structuren in het landschap zoals bomenrijen, heggen, singels en overhangende begroeiing. Het jachtgebied bestaat uit kleinschalig bosrijk landschap, nabij boerderijen, kerken, tuinen en parken. Ook jaagt het dier vaak in stallen op vliegen en andere insecten die op het vee of de mest afkomen.
De ingekorven vleermuis heeft een typisch jachtgedrag waarbij ze prooien vangen die op bladeren of muren zitten. Hierbij vliegen ze langzaam en op korte afstand op hun prooi af. Ook vangen ze prooien tijdens het vliegen in de lucht. Daarvoor hangt de ingekorven vleermuis eerst aan een tak of plafond, terwijl wordt uitgekeken naar vliegende insecten. Deze worden in korte, snelle vluchten gevangen. Soms jaagt de ingekorven vleermuis ook op wat opener plekken, zoals boven water; hierbij bestaat de vlucht uit korte lussen. In de buurt van de kraamkolonies jaagt de ingekorven vleermuis vaak groepsgewijs.
Het voedsel van de ingekorven vleermuis bestaat uit insecten, dit zijn voornamelijk spinnen, nachtvlinders, vliegen, muggen en kevers.
Verblijfplaatsen
De ingekorven vleermuis gebruikt gedurende het hele jaar vooral gebouwen als verblijfplaats. In de zomer zijn dit zolders van kerken, abdijen en kloosters. Hierbij heeft de ingekorven vleermuis een voorkeur voor zolders met een temperatuur tussen de 20 en 30° graden, waar het niet geheel donker is. In de winter gebruikt de ingekorven vleermuis vooral koele grotten, tunnels en kelders om zijn winterslaap te houden. Deze duurt van oktober tot april; vaak zijn er ook andere soorten vleermuizen in dezelfde ruimte. In Nederland overwintert hij vooral onderaardse kalksteengroeven in Zuid-Limburg. Het gaat hierbij om enkele honderden exemplaren, die mogelijk ook deels afkomstig zijn van de kraamkolonies in de Belgische Voerstreek.
Voortplanting en leeftijd
De paartijd begint in de herfst. In mei trekken de vrouwtjes naar de kraamkamers. Deze kraamkamers zijn vaak te vinden op warme plaatsen, zoals zolders van kerken en kastelen of grotten en mijntunnels. De vrouwtjes verzamelen zich in groepen; de kraamkolonies. Kraamkolonies van de ingekorven vleermuis bestaan uit twintig tot enkele honderden vrouwtjes. De kraamkamers van de ingekorven vleermuis worden vaak gedeeld met onder andere hoefijzerneuzen.
In juni en begin juli worden de jongen geboren. Per worp wordt er één jong geboren en vrouwtjes krijgen hoogstens één jong per jaar. Na vier weken kunnen de jongen vliegen. In september verlaten de jonge dieren de kraamkamers. Tot die tijd blijven ze in de kraamkamer.
De ingekorven vleermuis wordt gemiddeld 3 jaar oud, maar de hoogst waargenomen leeftijd bedraagt maar liefst 18 jaar.
Verspreiding
Op dit moment zijn in Nederland twee kraamkolonies bekend, beide op kloosterzolders en beide in de gemeente Echt (Limburg). Na de geboorte van de jongen gaat het hierbij om 500-550 exemplaren (2001). De laatste jaren worden bovendien regelmatig solitaire Ingekorven vleermuizen aangetroffen op kerkzolders verspreid over Zuid-Limburg. Het lijkt erop dat de stand van de ingekorven vleermuis zich gestaag aan het herstellen is. Zomerwaarnemingen in het jachtbiotoop zijn - buiten de omgeving van de kolonies - uiterst zeldzaam. Dit wordt veroorzaakt door het jachtgedrag en bovenal de moeilijk waarneembare echolocatie-geluiden.
Europese verspreiding
Bedreiging en bescherming
De Ingekorven vleermuis is in Nederland zeer zeldzaam en staat op de Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde zoogdieren. Ook buiten Nederland zijn de aantallen de laatste halve eeuw op veel plaatsen sterk afgenomen, zodat de soort nu in vrijwel geheel Europa zeldzaam en bedreigd is. Duidelijke oorzaken van de achteruitgang zijn niet bekend. Een mogelijke oorzaak voor de achteruitgang in Nederland is het ringen van de Ingekorven vleermuis door onderzoekesrs in de jaren veertig en vijftig. Voor een goede bescherming van de huidige populaties is het van belang dat er meer duidelijkheid komt over de eisen die de soort stelt aan de verblijfplaatsen, verbindingsroutes en jachtgebieden.
Geluid en waarnemen en onderzoek
De Ingekorven vleermuis is op twee manieren waar te nemen, tijdens de jacht in de zomer of tijdens de winterslaap. In de zomer is het dier vanaf laat in de avond waar te nemen met behulp van een batdetector, waarmee de geluidssignalen kunnen worden gehoord. Dit is echter niet eenvoudig door de manier van jagen en de moeilijk waarneembare echolocatie-geluiden (zeer lage volume). Een goede methode is het bezoeken van stallen met vee 'op stro' in het zuidelijke deel van Nederland.
Tijdens de winterslaap is de Ingekorven vleermuis vooral te vinden in mergelgroeves of grotten met een constante temperatuur. Hij is te herkennen aan de ruitvorm, de warrige vacht en haar recht naar beneden hangende oren, die tot voorbij de onderarmen reiken.
Uitwerpselen van de ingekorven vleermuis zijn 6-11 mm lang en 2-2,5 mm breed. Vers zijn ze bruinzwart tot zwart met een fijne structuur en veel insnoeringen.