Hoewel vleermuizen lang kunnen leven en weinig natuurlijke vijanden hebben, gaat het toch niet zo goed met ze. Van de 21 soorten vleermuizen die er in Nederland zijn gevonden, zijn negen soorten zeldzaam. Tenminste vijf andere soorten zijn de afgelopen vijftig jaar erg zeldzaam geworden, 2 soorten zijn zelfs uit Nederland verdwenen.
Veel verblijfplaatsen zijn in de loop der jaren verdwenen of ontoegankelijk geworden voor vleermuizen: bomen worden gekapt, spouwmuren opgevuld, oude gebouwen gerenoveerd. Veel bestrijdings- en houtconserveringsmiddelen doden niet alleen insecten, maar vergiftigen ook vleermuizen en hun jongen. Veranderingen in het landschap hebben ook een negatief effect gehad, doordat jachtgebieden en vliegroutes verdwenen zijn.
Doordat vleermuizen in grote groepen leven heeft een "ongeluk" op of rond een kolonieplaats grote gevolgen voor de vleermuisstand in een groot gebied. Een vleermuis krijgt meestal maar één jong per jaar. Daardoor duurt het erg lang voor een groep weer over zo'n tegenslag heen is.
In deze rubriek geven we een kort beeld van de wat betreft de Vlen belangrijkste vier gevaren die vleermuizen in het dagelijks leven tegen komen.
1. Afname van insekten aanbod.
Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat vleermuizen elke nacht een grote diversiteit aan insekten eten. Tot 500 kleine insekten per uur, met een geschatte 3000 insekten per individue per nacht. De 21 verschillende vleermuissoorten hebben ieder een andere manier van prooivangen, sommige zijn generalist, en eten alles wat ze onderweg tegen komen. Andere soorten zijn specialist, deze soorten zijn het meest gebaad bij een bepaalde prooigroep. Voorbeelden zijn rosse vleermuizen en laatvliegers die meikevers vangen, en meervleermuizen die poppen van muggen vangen. Elke vleermuissoort heeft zijn eigen specialiteit en dus ook prooigroep, waardoor soorten vaak in het zelfde gebied kunnen jagen. Competitie tussen de soorten wordt hierbij vermeden.
Door veranderingen in waterkwaliteit, intensivering van de landbouw met bijbehorende verlaagde grondwaterstand, verdwijnen of vernietiging van lijnvormige landschapselementen, gebruik van bestrijdingsmiddelen (o.a. akkerbouw-, fruitteelt- en bloembolpercelen), klimaatveranderingen met toename van extreme natte of droge jaren, kan de insecten populaties afnemen. Zowel in soorten diversiteit als in biomassa. Dit kan grote negatieve effecten op vleermuis populaties hebben, vooral tijdens energie consumerende periodes zoals zwangerschap en winterslaap. Afname van vleermuis populaties wordt verwacht door achteruitgang in reproductie (minder jongen per jaar), omdat vleermuizen zeer oud kunnen worden kan het heel lang duren voordat negatieve effecten worden waargenomen.
Oplossingen:
- Bestrijdingsmiddelen moeten eerst bewezen ongevaarlijk zijn, alvorens ze mogen worden toegepast, in plaats van dat de bewijslast achteraf wordt uitgevoerd. Dat is dweilen met de kraan open.
- Verdroging van natuurgebieden en NNN (natuur netwerk Nederland) moet actief worden voorkomen
- Betere toepassing van verlichting en gebruik van correcte lichtkleur zodat insecten niet onnodig naar een lamp worden gelokt.
- Een betere afstemming tussen landbouwbeleid en natuurbeleid is nodig, zodat boeren weer kunnen boeren voor de natuur, ipv gedwongen worden om natuur te verwijderen omdat het anders opbrengst kost.
2. Afname van geschikte zomerverblijfplaatsen in huizen
Een groot aantal van onze vleermuissoorten is in de zomermaanden (van maart tot oktober) afhankelijk van gebouwen als verblijfplaats. Het betreft soorten zoals gewone dwergvleermuis, meervleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ingekorven vleermuis. Maar ook brandt’s vleermuis, baardvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis, tweekleurige vleermuis en kleine dwergvleermuis komen veelvuldig in gebouwen voor. Vaak worden spouwmuren van woonhuizen gebruikt, maar ook zolder van monumentale gebouwen zoals kerken en kastelen. Vleermuizen verkiezen een bepaald type gebouw vanwege thermische eigenschappen. Soorten zoals meervleermuis, laatvlieger en ingekorven vleermuis verkiezen verblijven waarin plekken aanwezig zijn tussen 35-40 graden. Maar op hetzelfde moment moeten ook koelere plekken aanwezig zijn, tussen de 15-20 graden. Dit grote temperatuur gradiënten kan alleen gevonden worden in een heel beperkte selectie verblijven, merendeel valt onder de categorie ‘verouderd’ en ‘slecht geïsoleerd’.
De overheid heeft de ambitie om alle woonhuizen te verduurzamen. Dus ook de slecht geïsoleerde woningen die geliefd zijn bij veel vleermuizen. Renovatie werkzaamheden bestaan onder andere uit het plaatsen van een nieuw dak, of het van binnenuit isoleren van het dak, na-isoleren van de spouwmuren of het aanpassen van de gevel, verbeteren van de CV installatie (dwz met minder warmte verlies), en plaatsen van zonnecollectoren op het dak. Op dit moment is nog ongeveer 20% van het oorspronkelijk aanbod verblijven beschikbaar voor vleermuizen. Dit wordt snel minder, naar verwachting zijn in 2030 vrije alle geschikte verblijven in gebouwen verdwenen.
Oplossingen:
- Voorkom directe negatieve effecten tijdens isolatie werkzaamheden. In de zomermaanden voor de na-isolatiewerkzaamheden is een vleermuis-check nodig.
- Er is dringend behoefte aan werkende alternatieve vleermuisverblijven. Op dit moment bestaan er nog geen functionele alternatieven voor meervleermuis, laatvlieger, etc.
- Een goede check op vleermuizen is altijd nodig voor de start van renovatie maatregelen. De overheid probeert via gedragscodes de uitvoering van werkzaamheden te versnellen, maar dit gaat ten koste van de vleermuizen. Lees oa over gedragscode stroomversnelling op de site van SEVON.
Meer lezen?
3. Verstoring van winterverblijven
Van augustus tot mei brengen vleermuizen door in zogenaamde winterverblijfplaatsen. In feite is deze term niet juist, omdat veel winterverblijven ook dienen als paar verblijf. Het zijn dus eigenlijk paar –en winterverblijven. Voor de aanvang van de winter wordt gepaard, de meeste Nederlandse vleermuizen slaan het sperma gedurende de winter op in een speciaal opslagorgaan. In het voorjaar wordt een vrouwtje zwanger. De wintercondities bepalen hoeveel energie een vleermuis nodig heeft om de winter te overleven. Een vleermuis die te licht uit winterslaap komt, zal de daarop volgende zomer niet zwanger worden. Gedurende de winterslaap zijn vleermuizen gevoelig voor niet-tactiele prikkels, zoals licht, geluid, luchtstroming, onverwachte verandering van temperatuur. Om vleermuizen in paar –en winterverblijven te beschermen zijn de meeste verblijven afgesloten voor publiek. Bij dergelijke afsluiting is het belangrijk het klimaat in een object niet negatief te beïnvloeden. Vooral in grotere objecten (een mergelgroeve of fort) kan het verkleinen van de opening van een ingang grote negatieve effecten hebben op soorten met een voorkeur voor klimaat dynamiek (o.a brandt’s vleermuis, baardvleermuis, franjestaart, meervleermuis, gewone dwergvleermuis en vale vleermuis). Helaas bestaat een toenemende trend op medegebruik van vleermuis paar –en winterverblijfplaatsen. Voorbeelden van medegebruik zijn kerstmarkt, grot fietsen, abseilen, muziek festival en ondergrondse overnachting. Verstoring vindt niet alleen plaats door non-tactiele prikkels, maar ook door inrichtingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van medegebruik activiteiten. Een groot aantal paar –en winterverblijven zijn al grotendeels ongeschikt geraakt voor vleermuissoorten met een voorkeur voor dynamiek.
Oplossingen:
- Afsluiting van een paar –en winterverblijf moet altijd gebeuren met behoud van klimaat.
- Een betere zonering of afstemming is nodig, zodat medegebruik kan plaats vinden op plekken (of in objecten) die voor vleermuizen minder essentieel zijn.
- Natuurbeheerorganisaties krijgen niet of nauwelijks geld om te handhaven op inbraak, of objecten op een degelijke manier af te sluiten.
Een kerstmarkt in een groeve vol meer vleermuizen, niet meest optimale situatie voor de vleermuizen.
4. Windturbines
In Nederland worden al sinds langere tijd windturbines en windparken gebouwd om op een duurzame manier energie op te wekken. In maart 2014 stonden er 1783 windturbines in Nederland. De aanwezigheid van windturbines kan gevolgen hebben voor vogels en vleermuizen. Hoewel al enkele jaren in het buitenland, met name in Amerika en Duitsland, gericht onderzoek plaatvindt naar vleermuisslachtoffers bij windturbines, is er nog geen eenduidig beeld over waarom er slachtoffers vallen. Sommige onderzoekers vermoeden dat vleermuizen actief naar een turbine vliegen, o.a omdat deze warmte produceert en omdat deze grote hoeveelheden insekten lokt.
Slechts bij een klein aandeel van de slachtoffers ligt de doodsoorzaak in direct contact met de rotorbladen. Onderzoekers vinden percentages tussen de 10 en 50% van het totaal aantal slachtoffers,
waar bij slachtoffers externe verwondingen te herkennen zijn, zoals gebroken vleugels, hoofdwonden en schedelbreuken. Overige slachtoffers lijkt ongeschonden, maar in werkelijkheid zijn ze overleden door barotrauma: verwondingen die veroorzaakt worden door verschillen tussen de omgevingsdruk en de druk in luchthoudende (lichaams)holten .Een vleermuis die in de buurt van de draaikolk door een turbine blad vliegt ondergaat een snelle daling van luchtdruk, waardoor de longen van een vleermuis
snel uitzetten. Als gevolg hiervan knappen kleine bloedvaatjes in de longen van een vleermuis. Het dier verdrinkt daarna in zijn/haar eigen bloed.
Het risico voor een vleermuis om slachtoffer te worden van een windturbine varieert van soort tot soort. Belangrijke factoren die fatale afloop bepalen zijn vlieghoogte, voorkeur voor open omgeving en migratiegedrag. Windturbines langs vaste migratieroutes of nabij essentieel foerageergebied van gevoelige soorten kunnen zeer veel slachtoffers veroorzaken. Omdat vleermuizen zich zeer langszaam voortplanten kan dit al snel een negatief effect op het voortbestaan van een soort veroorzaken.
Oplossingen:
- Hoe meer wind, hoe minder activiteit van vleermuizen. Door turbines bij hogere windsnelheden uit te zetten kan een groot deel van de slachtoffers voorkomen worden. Het is daarbij wel belangrijk voor vleermuizen relevante windsnelheden te nemen, boven de 8 m/s is activiteit vrijwel nul. Omdat turbines tussen de 6 en 8 m/s nog veel energie opwekken probeert men de marge om een turbine stil te zetten op te rekken naar 6 m/s. Dit is altijd beter dan niks, maar netto betekent dit nog steeds een negatief effect.
- Vliegroutes en migratieroutes van vleermuizen zijn goed te voorspellen. Vleermuizen volgen bij de migratie vaak allerlei lijnvormige elementen, zoals een bosrand, dijktalud, langs kust van meer of zee. Door turbines op meer dan 500 m afstand van dit soort elementen te plaatsen kunnen veel slachtoffers voorkomen worden. Ook hier geldt, hoe verder hoe beter!
Figuur: Relatie tussen de windsnelheid (m/sec) en de snelheid van de turbine rotor (omwentelingen/min) bij drie typen windturbines (bron: Baerwald et al., 2009). De doorgetrokken zwarte lijn laat het verloop zien van een standaard windmolen met een vrije loop tot 4 m/s, waarna vervolgens de bladen langzaam de optimale snelheid (vanaf 6 m/s) benaderen. De rode gestreepte lijn laat het verloop zien van de rotorsnelheid waarbij de turbine of de bladen zodanig draaien dat deze bij lage windsnelheden vrijwel geen wind vangen en dus stilstaan. De groene gestippelde lijn geeft het verloop weer waarbij het programma van de turbine is aangepast, zodat de turbines pas beginnen te draaien bij windsnelheden hoger dan 5,5 m/s. In deze figuur is ook het verband tussen vleermuizen (aantal vleermuizen/uur) en windsnelheid weergegeven (bron: Ahlén et al., 2007). Tussen 6 m/s en 8 m/s kan een slachtoffer reductie van 60% worden verkregen. Boven de 8 m/s is dat vrijwel 100%
Meer lezen?
baerwald_barotrauma 172 Downloads | 629.28 KB | |
ahlen_bats_and_offshore_snvrapp 152 Downloads | 1.93 MB | |
bat_fatalities_in_america 176 Downloads | 853.21 KB | |
dln_omgaan met effecten van windturbines op vleermuizen 135 Downloads | 491.84 KB | |
limpens_dekker_windturbine analyse 168 Downloads | 3.49 MB | |
offshore_platforms 101 Downloads | 1.04 MB | |
rydell_flies on wind turbines 100 Downloads | 1.08 MB | |
windkraft_brinkmann 93 Downloads | 311.04 KB | |
windmolen en vleermuizen 116 Downloads | 129.68 KB | |
windturbines interactions 101 Downloads | 2.07 MB |