Kleine hoefijzerneus. www.vildaphoto.net

 

Veel vleermuizen hebben last van kunstlicht. Maar het zijn vooral de langzame vliegers die lantaarnpalen en dergelijke mijden en noodgedwongen andere vliegroutes kiezen, meldden Britse onderzoekers donderdag in het wetenschappelijke online-tijdschrift Current Biology.
De kleine hoefijzerneus, een van de kleinste vleermuizen in Europa, jaagt vooral op insecten, bij voorkeur in een kleinschalig, bosachtig landschap. Het fijngebouwde zoogdiertje, dat in Nederland in 1983 voor het laatst werd waargenomen, beweegt zich in de duisternis op een vrij trage, enigszins vlinderachtige manier voort.

Wetenschappers van de Universiteit van Bristol ontdekten dat het nachtdier van zijn gebruikelijke vliegroutes afwijkt zodra het beestje met lantaarnpalen en andere kunstmatige lichtbronnen wordt geconfronteerd. Een kwestie van lijfsbehoud zo blijkt uit de studie van Emma Louise Stone, Gareth Jones en Stephen Harris.

„Om hun weg in het donker te vinden, zijn vleermuizen afhankelijk van echo-oriëntatie”, vertelt professor Jones. „Dit navigatiemiddel helpt hen echter nauwelijks bij het tijdig signaleren van mogelijke predatoren.” Eerder toonde hij met onderzoek aan dat de hoogfrequente signalen een vleermuis evenmin altijd in staat stellen prooi en omgeving van elkaar te onderscheiden.

De meeste vleermuizen vermijden licht op hun verblijfplaatsen en op routes naar hun voedselgebieden. „Een verlichte omgeving maakt hen kwetsbaar voor oogjagers als uilen. Jones: „Dat is waarschijnlijk dé reden dat vleermuizen nachtdieren zijn.”

Juist langzame soorten zoals de kleine hoefijzerneus (waarvan er in Groot-Brittannië circa 14.000 leven) zijn in dat opzicht „zeer kwetsbaar” en gedijen alleen in volslagen duisternis. „Ze lijken van nature licht te vermijden”, aldus Jones, die aangeeft dat er daarnaast snelvliegende soorten zijn die juist fel licht benutten, omdat lampen vaak insecten aantrekken.

In het kader van het onderzoek plaatsten de onderzoekers in Zuidwest-Engeland en Wales langs bestaande vliegroutes van de kleine hoefijzerneus zogeheten hogedruknatriumlampen, waarvan de lichtintensiteit vergelijkbaar is met die van gangbare straatverlichting. Het team constateerde dat de activiteiten van Rhinolophus hipposideros op deze plekken prompt dramatisch daalde. De lichtschuwe diertjes stelden hun vluchten zelfs uit en raakten ook niet gewend aan de lampen.

Hoewel deze uitkomsten niet als een volslagen verrassing kwam, waren de wetenschappers wel beduusd over de omvang van de gevolgen. Het gros van de vleermuizen koos alternatieve routes, vermoeden zij. Dergelijke omwegen kunnen voor deze in Groot-Brittannië toch al in aantal slinkende diersoort nadelig uitpakken: afstanden tot foerageergebieden worden groter (wat meer energie vergt) en soms weten ze geen schuilplek te vinden. Vooral jongen lopen daardoor het risico als prooi gegrepen te worden. Ze staan bovendien meer bloot aan weersinvloeden, zoals wind en regen.

Straatverlichting moet meer aandacht krijgen bij plannen over terreinbeheer, menen de wetenschappers. De moeilijkheid is echter dat vleermuissoorten heel verschillend op lichtbronnen reageren. Zo gedragen echte bossoorten als de ruige dwergvleermuis en grootoorvleermuis zich over het algemeen zeer lichtschuw. Ook watervleermuizen lijken verlichting systematisch te mijden. Van laatvliegers is echter bekend dat ze regelmatig op verlichte plekken foerageren.

Om te komen tot een doordacht verlichtingsbeleid pleiten de Britse onderzoekers voor een soortgerichte aanpak. „Het is belangrijk te weten welke lichtintensiteit bepaalde vleermuissoorten nog tolereren, om zo het leed op een passende manier te verzachten.”

Hoewel op dat gebied veel vragen nog onbeantwoord zijn, dragen zij nu al ”tussenoplossingen” aan. Zo valt er veel winst te behalen met het spaarzaam plaatsen van lichtbronnen, het vermijden of afschermen van felle lampen en het gebruik van een tijdklok die lichtbronnen langs vliegroutes uitschakelt.

 

Voor meer informatie over: Current biology

 

Gepubliceerd door: Reformatorisch Dagblad, Willem H. Smith